De Fokkerij, een tipje van de sluier opgelicht
https://wikipaarden.groenkennisnet.nl/display/VRAG/Basisbegrippen+fokkerijleer
Deze link laat je kennismaken met de fokkerij op een meer wetenschappelijke wijze, enjoy…..
Hormoongebruik bij de fokmerrie
Hormonen zijn stoffen die hormoonklieren via de bloedbaan aan
doelcellen of -organen afgeven. Een bekend hormoon is insuline,
geproduceerd in de alvleesklier, die een rol speelt bij de verdeling
van suiker vanuit het bloed naar de weefsels. Een grote groep
hormonen heeft in het bijzonder invloed bij de voortplanting: de
geslachtshormonen. Geslachtshormonen spelen uiteraard zowel
bij mannelijke als vrouwelijke dieren een belangrijke rol. Dit artikel
beperkt zich tot de geslachtshormonen van de merrie.
Tekst: Hans van Gils
Inleiding
Paarden zijn season breeders. Dat betekent dat de meeste merries in de winter niet hengstig worden, terwijl er ’s zomers een cyclisch patroon is, met elke 21 dagen een hengstigheid (oestrus) van drie tot tien dagen. Op het einde van de hengstigheid vindt de eisprong plaats. Dit is het moment dat een dekking of inseminatie de grootste kans op bevruchting heeft. De lengte van de hengstigheid kan behoorlijk variëren. Dit heeft te maken met verschillen tussen rassen (shetlanders kunnen soms eindeloos hengstig blijven), verschillen in leeftijd (oude merries hebben nogal eens verlengde hengstigheden) en verschillen in uiting tussen individuele merries. Sommige merries laten pas hengstigheid zien, ergo laten de hengst pas toe als de eisprong die dag plaats gaat vinden, terwijl andere zich al veel eerder voor de eisprong laten dekken. Daarnaast is er nog een invloed van het seizoen. In het vroege voorjaar, de transitionele of overgangsfase, zijn hengstigheden langer en ‘zeuren’ soms maar door. Soms vindt niet eens een eisprong plaats, terwijl in de zomermaanden de hengstigheden korter worden en bijna altijd eindigen met wel een vruchtbare eisprong. De oorzaak voor de cyclische zomer tegenover de winterrust ligt in de lengte van de dagen. Als eind december de dagen weer gaan lengen, gaat in de hersenen (hypothalamus / hypofyse systeem) een ‘knop’ om, die maakt dat via een hormonale regulering een aantal maanden later de cyclus op gang komt. In het najaar, na de langste dag, zakt de hormonale activiteit weg en in de herfst stopt de cyclus meestal.
Wie dus een vroeg veulen wil, kan met een belichtingsprogramma proberen een merrie eerder ‘de knop om te laten zetten’. Dit moet dan begin november opgestart worden. Uw dierenarts kan u hierover gerichte informatie geven. Behalve daglengte spelen temperatuur en voeding een rol. Wie kent niet het verhaal van de merrie die in januari en februari bij prachtig zonnig winterweer superhengstig is, maar in april, koud en regenachtig, niets meer laat zien? En als de lente zich met een mooie eerste lenteweek in mei eindelijk aandient, lijkt het wel of alle merries tegelijkertijd hengstig staan. Concreet betekent dit dat goed (bij) voeren en een deken kunnen bijdragen aan een vroege start van het seizoen. Hormoonproducten komen voor het beïnvloeden van de start van het seizoen eigenlijk op de laatste plaats. Pas vanaf eind april zijn er positieve effecten te verwachten bij het opstarten van de hengstigheid.
Cyclus
Zoals gezegd duurt de cyclus bij het paard normaal gesproken 21 dagen. Dag 0 is de dag waarop de eisprong (ovulatie) plaatsvindt en de hengstigheid eindigt. Na de eisprong vindt een ombouw plaats van de nu lege eiblaas op de eierstok (ovarium) tot geel lichaam (corpus luteum). Dit gele lichaam vormt het hormoon progesteron (zwangerschapshormoon). Na twaalf dagen vraagt het lichaam zich af of er een vrucht aanwezig is in de baarmoeder (uterus) of niet. Het embryo voorkomt namelijk afgifte van een hormoon uit de baarmoederwand, prostaglandine F2 alfa. Indien er geen dracht is, komt prostaglandine vrij en wordt het gele lichaam op de eierstokafgebroken. De productie van zwangerschaps hormoon stopt. Hiermee vervalt de rem op de hersenen(hypothalamus/hypofyse). Er komen hormonen (FSH en LH) vrij uit de hypofyse, die de eierstok weer stimuleren. Eén (soms meerdere) eiblaasje begint te groeien. Bij deze groei vindt productie plaats van oestrogeen (hengstigheidshormoon) en de merrie wordt weer hengstig (rond dag 15/16). Een eiblaas (follikel) groeit door onder invloed van vooral LH uit de hersenen. Op dag 0 vindt de eisprong plaats en zo is de cirkel rond. Bij dit nogal ingewikkelde hormonale regulering proces is een aantal praktische handvatten voor het beïnvloeden van de cyclus te bedenken.
Hengstig spuiten
Een merrie wordt hengstig gespoten met prostaglandine F2 alfa of met een synthetische variant. Er treedt bij verschillende preparaten heftig zweten en soms zelfs lichte koliek op kort na toedienen, gelukkig is dit een onschuldig fenomeen dat binnen een uur over is. Hengstig spuiten lijkt erg op de situatie in de natuur: door een korte hormoonpiek wordt het gele lichaam afgebroken en stopt de productie van progesteron. Het is daarna aan de merrie om via stimulatie uit de hypofyse (FSH en LH) weer hengstig te worden. Het is dan ook geen behandeling die meer kans geeft op tweelingdracht. Alleen de rem is immers weggenomen. Deze behandeling wordt veel toegepast bij veulenmerries, als de eerste hengstigheid (veulenhengstigheid) liever niet gebruikt wordt. Als rond de geboorte iets is misgegaan, (zware verlossing, aan de nageboorte, oude merrie) is namelijkde baarmoeder nog niet klaar om na een paar weken weer een embryo te ontvangen. Let wel, prostaglandine heeft pas effect op het gele lichaam na een kleine week. Klakkeloos spuiten twintig dagen na de veulendatum leidt dus nogal eens tot teleurstellingen, omdat men soms te vroeg is. Er vindt dan geen afbraak plaats van het gele lichaam en de hengstigheid komt niet op vier of vijf dagen na de injectie. Het verdient dus de voorkeur om een veulenmerrie altijd te laten controleren op eisprong in de veulenhengstigheid en op basis hiervan de injectie te plannen.
Eisprong bevorderen
Indien men een merrie wil helpen om tot eisprong te komen, kan men gebruikmaken van HCG (chorulon®). Dit hormoonpreparaat heeft vooral een LH werking, dat wil zeggen dat het de eisprong bevordert. HCG wordt overigens verkregen uit urine van zwangere vrouwen via de welbekende actie Moeders voor Moeders. Er is een aantal redenen waarom ovulatiebevordering toegevoegde waarde heeft. Allereerst zijn er merries die slecht ovuleren (vooral in het voorjaar) en dus een zetje nodig hebben. Daarnaast wil men om verschillende redenen de eisprong graag plannen. Men kan slechts op bepaalde dagen aan sperma komen, men heeft slechts één portie duur (diepvries)sperma ter beschikking, men wil de baarmoeder van een gevoelige merrie slechts één keer ‘prikkelen’ met sperma of men wil in het kader van embryotransplantatie de cyclus van donor en draagmoeder ‘gelijk’ zetten. Chorulon® werkt heel goed. Wel moet voldaan zijn aan twee voorwaarden: de merrie moet uiterlijk hengstig zijn en de eiblaas moet een minimale grootte (42 mm) hebben. Indien hieraan voldaan wordt, zal in 95% van de gevallen in 30 tot 36 uur na toedienen ovulatie optreden. Oude merries (>15 jaar) reageren soms wat minder goed. Daarnaast moet men in de zomer bedacht zijn op een snellere reactie op een injectie. Soms vindt dan al na 24 uur ovulatie plaats. Het hormoon prostaglandine F2 alfa, dat behalve gebruikt wordt om hengstig te spuiten kan ook eisprongbevorderend werken, weliswaar na een wat wisselend tijdsbestek. Dit hormoon komt later nog ter sprake in verband met baarmoedercontracties.
Dracht ondersteunen
Met een progesteronachtige stof, altrenogest, kan men voorkomen dat een merrie hengstig wordt. In de Verenigde Staten bestaat hiervan een injectievorm en een vorm om via de mond (oraal) toe te dienen, hier is alleende orale vorm verkrijgbaar; regumate equine®. Dit middel werkt goed en wordt ook ingezet bij merries in de sport om de hengstigheid te onderdrukken. Het is volgens de reglementen geen doping, wel moet een officiële dierenartsverklaring worden overlegd bij de FEI en/of de KNHS. Met dit product kan een tekort aan natuurlijk zwangerschapshormoon worden aangevuld, indien een merrie dit probleem heeft. Dit tekort komt echter zelden voor. Indien men kiest voor toedienen van regumate equine® om de drachtigheid te ondersteunen, moet men dit vanaf 34 dagen tot maximaal 100 dagen doen. Natuurlijk moet rond dag 15 16, rond dag 30 en rond dag 70 gecontroleerd worden of de merrie überhaupt drachtig is en blijft. Regumate equine® wordt ook wel gebruikt om de eisprong uit te stellen, vooral in het kader van synchronisatie bij embryotransplantatie.
Baarmoeder opschonen
Met cloprostenol, ook een prostaglandine F2 alfaproduct, kan de baarmoeder worden aangezet tot samentrekken. Ook een ander hormoon, oxytocine, is bekend om dit effect. Het eerste hormoon geeft een langdurig effect en hoeft daarom slechts een keer per dag te worden toegediend, terwijl oxytocine korter werkt en drie tot vier keer per dag kan worden gegeven (1 tot 2 ml per keer). Het positieve effect van zo’n behandeling is vooral van belang bij merries die vocht vasthouden in de baarmoeder. Dit vocht kan geïnfecteert worden en tot een baarmoederontsteking leiden. Soms is vocht een teken van een baarmoederontsteking en is behalve het toedienen van deze stofjes een aanvullende nabehandeling met antibiotica en/of flushen (spoelen) nodig.
Conclusie
Beïnvloeding van de ingewikkelde hormonale cyclus van de merrie kan een positieve invloed hebben op het uiteindelijke doel: het fokken van een waardevol veulen.
Analyse voor het CO aangewezen hengsten 2018
23/01/2018
Tijdens de derde bezichtiging zijn 25 hengsten aangewezen voor het Centraal onderzoek. De vraag die dan gesteld wordt, hoe goed is deze lichting hengsten? Een analyse.
Aantallen
Bij de selectie van hengsten staat kwaliteit vanzelfsprekend voorop. Het aantal aangewezen hengsten is daarom geen doel op zich. Wel kan gesteld worden dat met 25 aangewezen hengsten de optimale testcapaciteit van het Centraal onderzoek niet wordt benut. In het ideale geval worden, inclusief de herkansing, tussen de 30 en 35 hengsten aangewezen. Dit betekent dat na de instructiedagen en de advisering richting eigenaren, het Centraal onderzoek met 20-25 hengsten gestart kan worden. Een aantal dat voor een kwalitatief goede opleiding en beoordeling als optimaal wordt verondersteld. Gezien het feit dat aanleg als sportpaard zich nog steeds lastig laat voorspellen op basis van beweging aan de hand en vrij bewegen, is het wenselijk de optimale testcapaciteit ook te benutten. Vastgesteld moet worden dat de jury dit aantal niet heeft kunnen vinden, na het screenen van de hengsten op basis van basiseisen (correctheid voor exterieur en beweging) voor deelname.
Kwaliteit
Een goede maat voor de gemiddelde kwaliteit van een lichting hengsten, is de gemiddelde fokwaarde. Deze komt dit jaar uit op 105.1. Uitgaande van het feit dat het streven is om in iedere generatie progressie te boeken, is het de vraag of dit hoog genoeg is. Uit het overzicht van fokwaarden blijkt dat slechts 5 van de 24 jonge hengsten een geschatte fokwaarde hebben, die hoger ligt dan die van hun vader. Uiteraard de fokwaarden kunnen veranderen, met name als van deze hengsten later driejarige nakomelingen gekeurd gaan worden. Uit de praktijk weten we echter, dat stijgingen van 3 indexpunten (of meer) zelden voorkomen. De oorzaak van de relatief lage gemiddelde fokwaarden ligt voor een belangrijk deel in de kwaliteit van de moeders. Slechts zes moeders hebben een fokwaarde voor exterieur van 105 of hoger. We hebben wel eerder vastgesteld, dat we eigenlijk veel te veel merries nodig hebben voor een lichting hengsten (een deel van de topmerries blijft gust, de helft van de drachtigheden resulteert in een merrieveulen, veel jonge hengsten vallen af door het röntgenologisch onderzoek en spermakwaliteit, etc.) Dit resulteert in het feit dat een deel van de jonge hengsten te weinig genetische bagage van de moeder meekrijgt. Ter illustratie, in december publiceerde het KFPS een lijst met de hoogste 125 merries voor exterieurfokwaarden. Slechts één van de moeders van de 24 aangewezen hengsten komt in deze lijst voor. Een aantal moeders met relatief lage fokwaarden beschikt wel over de hogere predicaten. De vraag is hoe dat kan. In een aantal gevallen hebben dergelijke paarden een erg lang generatie-interval. Sommige paarden hebben een pedigree van 20 en soms wel 30 jaar terug. Dergelijke uitstekende merries zou je in plaats van als moeder liever als groot- of overgrootmoeder in de stamboom van een jonge hengst terugzien.
Jonge vaderdieren
Als de gemiddelde fokwaarden van de 25 jonge hengsten vergeleken worden met die van de twee voorgaande jaren, blijkt dat deze een fractie lager is. De verklaring moet hier niet in de moeders gevonden worden. Immers, deze problematiek is van alle tijden. De oorzaak ligt meer in de iets teleurstellende kwaliteit bij de driejarige zonen van de jongste generatie vaderdieren. Van de hengsten goedgekeurd in 2011, 2012 en 2013 (stamboeknummers 467 tot en met 483) stonden een kleine 140 hengsten in de catalogus van de eerste bezichtiging, bijna de helft van de inzendingen. Desondanks werden uit deze 140 hengsten slechts 4 zonen aangewezen voor het CO. Dit terwijl in de voorgaande jaren de meeste doorverwijzingen juist uit deze groep kwamen. Wel vaker is het risico aangegeven van het vrij vertaald: ‘leggen van te veel eieren in één mandje’.
jaar | aant | vw% | ras | bouw | beenw | stap | draf | tot |
2018 | 25 | 17.8 | 104,7 | 106.3 | 103,8 | 103.4 | 107,1 | 105,1 |
2017 | 23 | 17.7 | 105.0 | 106.8 | 104.8 | 103.6 | 106.4 | 105.2 |
2016 | 30 | 17.5 | 104.7 | 106.8 | 104.5 | 104.6 | 107.1 | 105.6 |
Tweede- en derde bezichtiging
Als we de gemiddelde fokwaarden van de 25 voor het CO aangewezen hengsten vergelijken met de gemiddelde fokwaarden van de 81 hengsten die aan de tweede bezichtiging hebben deelgenomen, blijkt opvallend genoeg dat hier nagenoeg geen verschil in zit. Verwacht zou mogen worden, dat de selectie in de tweede- en derde bezichtiging, waar 56 hengsten zijn afgevallen, de gemiddelde fokwaarden juist zouden stijgen. Kennelijk komt de jury tijdens de tweede- en derde bezichtiging nauwelijks aan een ‘kwalitatieve selectie’ toe. Veel hengsten vallen af door bijvoorbeeld nevenbevindingen van het röntgenologisch onderzoek (bijvoorbeeld verbening hoefkraakbeen), beenstanden, correctheid exterieur. Zaken die voor sterverklaring geen belemmering vormen, maar voor een goedgekeurde hengst ongewenst zijn.
aant | vw% | ras | bouw | beenw | stap | draf | tot | |
gem. 2e bez. | 81 | 17.8 | 103.9 | 105.6 | 104.5 | 104.1 | 105.9 | 104.9 |
gem. CO hengsten | 25 | 17.8 | 104,7 | 106.3 | 103,8 | 103.4 | 107,1 | 105,1 |
Spermakwaliteit
Bekend is dat veel genetisch potentieel verloren gaat door de vele afvallers voor spermakwaliteit. Ter illustratie. Na de eerste bezichtiging hadden 38 hengsten een fokwaarde van 106 of hoger. Van deze groep konden 9 niet deelnemen aan de tweede bezichtiging, vanwege een niet toereikende spermakwaliteit. Mogelijk zijn er bovendien hengsten al voorafgaand aan deelname aan de eerste bezichtiging afgevallen vanwege een niet toereikende spermakwaliteit. Deze problematiek staat om deze reden ook hoog op de agenda van de Fokkerijraad van het KFPS.
Verwantschap
Naast exterieur, beweging en afstamming (en dus fokwaarden), speelt ook het verwantschap een belangrijke rol bij de selectie. Een aantal hengsten dankt de selectie voor het verrichtingsonderzoek mede aan het relatief lage verwantschap.
Perspectief
Het is van belang om een analyse van een lichting hengsten te maken. Deze kan als evaluatie dienen voor het te voeren fok- en selectiebeleid. Wat de toegevoegde waarde van deze lichting hengsten zal zijn, zal de tijd gaan uitwijzen. De gemiddelde waarden van een jaargang is hierin nauwelijks interessant. Immers we fokken niet met jaargangen hengsten, maar met een (beperkt) aantal individuele hengsten die uit deze lichting zullen worden goedgekeurd. De kwaliteit van deze individuele hengsten zullen bepalend zijn wat de toegevoegde waarde van deze lichting zal zijn.
Bovenstaande is geplukt van de website van het KFPS, (zonder toestemming te vragen, excuses hiervoor), omdat we het belangrijk achten dat een zo groot mogelijk publiek, (merrie-houders met fokkerij aspiraties), zich bewust is van de consequenties van het tot op heden gebruikelijke aanwenden van jonge hengsten waarvan in de fokkerij nog niets bekend is.
Ter illustratie nog even onderstaand artikel:
Met dank aan het lijfblad Phryso editie december 2014